2024 is een feestjaar voor de Week van het Nederlands. Dit jaar vieren we tussen 28 september en 5 oktober de tiende editie, samen met ambassadeurs Cesar Majorana en Mohamed Ouaamari. Zij verkondigen tijdens de Week hun liefde voor onze taal en voor al wat nieuw is in het Nederlands. We spraken Cesar en Mohamed over hun relatie met het Nederlands, over taalvernieuwing en over thuiskomen in taal.
Jullie werden dit jaar gevraagd om ambassadeur te zijn van de Week van het Nederlands. Was je meteen enthousiast?
Mohamed: Ik dacht aanvankelijk: waarom vragen ze dit aan míj? Ik vond dat ambassadeurschap best formeel en officieel klinken, twee dingen die ik niet meteen met mezelf associeer. Tot ik hoorde wat het doel van die week is, namelijk de liefde voor het Nederlands delen met jongeren, tonen dat je in het Nederlands ontzettend creatief kunt zijn. Dat sluit wel aan bij hoe ik zelf kijk naar taal en het Nederlands.
Cesar: Ik had eerst precies dezelfde reactie, tot Mohamed en ik begonnen na te denken over wat we als ambassadeurs dan zouden kunnen vertellen. We waren het er snel over eens dat ons hele schrijvende leven de laatste jaren echt veranderd is door de manier waarop taal veranderd is, en hoe we met taal omgaan in de samenleving. Toen kwam al heel snel naar voren dat we daar best veel over te zeggen hebben.
Waarom is een Week van het Nederlands volgens jullie nodig of relevant anno 2024?
Mohamed: Het is nooit slecht om stil te staan bij de ontwikkelingen in onze taal, denk ik. Die Week is een moment dat je bewust vastlegt om te bekijken wat taal betekent voor jou en voor de mensen om je heen – iets waar je anders wellicht geen aandacht aan zou besteden.
'Ons schrijvende leven is de laatste jaren echt veranderd door de manier waarop taal veranderd is.'
Cesar: De hele samenleving hangt aan elkaar van de themaweken en -dagen. Zelfs het moment waarop de nieuwe haring er is wordt gevierd. Maar voor al die dingen waarvoor we themaweken organiseren, is het Nederlands misschien wel een van de meest gebruikte. Voor mij heeft de Week van het Nederlands dus meer zin dan een haringdag. Mensen hébben het daar wel over, taal leeft in de samenleving, ook over verschillende generaties heen.
Jullie gaan tijdens de Week op tournee langs heel wat scholen. Hebben jullie zelf fijne herinneringen aan het vak Nederlands op de schoolbanken? Hield je toen al van onze taal?
Cesar: Ik voelde me als puber niet zo lekker op school. Ik ben in die periode wel een blog begonnen, en die heeft mijn hele leven veranderd. Daardoor ben ik media gaan maken, daardoor heb ik werk gekregen op mijn zeventiende. Zeker als je, zoals ik, uit een gezin komt waarin niet goed Nederlands gesproken wordt, wordt die taal helemaal van jou als je ze onder de knie hebt. Voor mij was die taal ineens iets magisch: door online teksten te schrijven, leerde ik de cultuur kennen, kon ik echt met mensen communiceren en maakte ik vrienden.
Mohamed: Ik ben ook ooit begonnen als blogger, intussen meer dan tien jaar geleden. In die tijd was het cool om een blog te hebben, maar ik vond het ook gewoon leuk om te spelen met taal. In de lagere school hield ik ook van het vak taal, maar op een bepaald moment moet je de middelbare school door, en dan komen er ineens allerlei regeltjes bij kijken. Dat schrikte me af. Maar als je als kind veel hebt gelezen en veel met taal bezig bent geweest, geloof ik wel dat die liefde voor taal ooit terugkomt. Zo ging het ook bij mij, met die blog rond mijn twintigste. Het besef dat ik mensen kon raken, aan het lachen kon brengen, of dat ik voor mijn teksten complimenten kreeg, heeft me gemotiveerd en uiteindelijk gebracht waar ik nu ben.
'Iemand die boos is, spreekt vanuit zijn buikgevoel. Ik vind dat prachtig.'
Waarover schreven jullie?
Cesar: Ik schreef popcultuurrecensies. Ik downloadde heel veel films en schreef daarover, maar ook over mode en muziek. En ik deed af en toe ook iets anders. Zo heb ik eens een hele week op blote voeten rondgelopen, want ik had gelezen dat dat heel gezond was. Ik wou het zelf uitproberen en ging zo naar de supermarkt, waar een oudere vrouw heel boos op mij werd. Dan schreef ik daarover op mijn blog. En soms deed ik gewoon copy-paste van mijn blog voor vrije schrijfopdrachten op school. Mijn docenten wisten vast wel dat ik dat deed, maar ze zeiden altijd: schrijf over iets waar je graag over schrijft.
Mohamed: Bij mij op school kwamen schrijven en creativiteit minder aan bod tijdens het vak Nederlands. De focus lag vooral op regels, constructies… En we moesten ook vaak werkboeken invullen – daar heb ik een hekel aan. Ik creëer veel liever iets. Ik had ook een aantal fantastische leerkrachten, hoor, maar vooral voor andere vakken.
Cesar: In Nederland kregen wij een aantal kortere modules, bijvoorbeeld over poëzie. Eén opdracht was dan eerder theoretisch, over rijmschema’s en zo. Maar net zo goed werd ons gevraagd om uit vijf gedichten onze favoriet te kiezen en daar iets over te schrijven. Ik herinner me dat ik toen voor het eerst ‘Jonge Sla’ van Rutger Kopland las, en dat ik dat zó mooi vond. Aan dat soort opdrachten heb ik veel gehad.
De Week van het Nederlands heeft elk jaar een thema. Dit jaar is dat ‘nieuw in het Nederlands’. Cesar, je zei daarnet dat je je niet altijd thuis hebt gevoeld in het Nederlands, omdat het niet de taal van je familie was.
Cesar: Ik had als kind vaak het gevoel dat taal tegen mensen gebruikt werd, bijna als wapen. Dan heb ik het over de taal van instituten, de taal van de macht die binnendringt in je huis, die achter je voordeur op de mat valt in de vorm van een brief waar de meest onbegrijpelijke, archaïsche, juridische taal in staat. Voor mij zit daar bijna een soort verstopte agressie in. Als je zo'n brief stuurt, wéét je dat bepaalde bevolkingsgroepen er niets van zullen begrijpen. Ik herinner me brieven over belastingen, gemeentelijke heffingen, andere dingen die betaald moesten worden, dingen die van ons afgepakt konden worden. En taal lijkt altijd het eerste verdedigingsbastion. ‘Schrijf een brief als je niet akkoord gaat’, ‘Neem telefonisch contact op’. Allemaal dingen die ontzettend moeilijk zijn voor mensen die niet goed zijn met taal. Dat is nog steeds een drempel voor veel mensen. Ik ben me extreem bewust van het feit dat nieuw zijn in een taal vaak geen fijne ervaring is.
Mohamed: Vaak wordt dat soort formele communicatie gebruikt om iets van je af te dwingen. Maar je kunt je niet verdedigen, je kunt je emoties niet uitdrukken in een taal die je niet voldoende machtig bent. En dan word je heel boos, maar je kunt dat niet uiten. Dat is het meest machteloze gevoel dat er is. Het gaat dan niet over mensen die de taal niet spreken. Het gaat over mensen die de taal wel spreken, maar die hun eigen emoties en boosheid niet kunnen uiten omdat ze de taal niet genoeg machtig zijn. En die zwakte durven sommige ambtenaren weleens uit te buiten.
'Die imperfectie, die menselijkheid, die moet je blijven vieren.'
Op welke manier zouden we dat beter kunnen doen? Hoe kunnen we er zijn voor wie nieuw is in onze taal?
Cesar: Het is echt een belangrijke taak van iedereen die een taal beheerst om die vaardigheid te delen met mensen die de taal niet zo goed beheersen. De eigenaar van een wijnwinkel bij mij om de hoek wilde emigreren naar Spanje, maar hij sprak geen Spaans. Er waren allerlei documenten die hij moest invullen. Toen heb ik dat een middag samen met hem gedaan, stap voor stap. Anders is zo iemand verplicht daar een vertaler voor in te huren of zo, wat ook weer geld kost.
Mohamed: Ik denk dat het begint met je bewust te zijn van het feit dat de persoon die tegenover jou zit ook gewoon een mens is, met emoties. En als jullie een andere taal spreken, dat je dan de juiste woorden zoekt en ook de menselijkheid probeert te zoeken in die woorden. Zo vind je veel gemakkelijker een connectie
Cesar: Ja, ik denk ook dat dat de eerste stap is, menselijkere taal.
Mohamed: Wat ik wel heel cool vind, is dat technologie tegenwoordig veel dingen makkelijker maakt. Er bestaan nu apps waarmee je van moeilijke brieven een foto kunt nemen, en die de inhoud van die brief dan vertalen in mensentaal. Ik heb die onlangs geïntroduceerd bij mijn schoonfamilie en dat werkt heel goed.
'Rest in peace, dialecten, want eigenlijk zijn ze er nu al niet meer.'
Kun je al iets vertellen over de voorstelling waarmee jullie tijdens de Week van het Nederlands op tournee gaan?
Cesar: Mohamed en ik moeten allebei veel schrijven om ons werk te kunnen doen, zowel journalistiek als creatief werk. Alles wat bewegend beeld is, was ooit een letter op een pagina. En dat schrijfwerk is gewoon permanent ontwricht sinds AI tools zo makkelijk te gebruiken zijn. Het was dus onvermijdelijk dat we daar iets over wilden zeggen, en vooral over wat dan nog de ruimte is voor de menselijke hand in taal, nu we steeds meer teksten lezen die gewoon helemaal niet meer door mensen geconstrueerd zijn.
En waar zit volgens jullie die ruimte?
Mohamed: Wij mensen hebben onze empathie, onze kwetsbaarheid, onze onvoorspelbaarheid. En dat maakt ons mens. Dat is wat je nodig hebt om kunst en literatuur te creëren. Dat is iets wat ons altijd zal onderscheiden van taalmodellen. Daarom heb ik niet het gevoel dat AI een grote bedreiging is voor mij als maker, hoogstens een hulpje.
AI is goed in het verzamelen van woorden die een bepaalde connotatie oproepen, en geeft daar dan een soort logische, wiskundige draai aan waardoor er iets uitkomt dat lijkt op een tekst waar iemand ooit over heeft nagedacht, maar het is en blijft een samenraapsel. Terwijl iemand die boos is, spreekt vanuit zijn buikgevoel. Ik vind dat prachtig. Als AI ineens ook emoties krijgt, dan zijn we fucked. Dat is ook waar alle AI-wetenschappers voor waarschuwen. Dan onderscheidt niets ons nog van robots.
Cesar: Dat is toch fijn? Dan zetten we hier alle twee een robot en dan gaan die met elkaar praten terwijl wij er in alle rust en stilte naast zitten.
Mohamed: Ja, wat moeten wij dan nog doen? Wat een diepe, existentiële vraag!
Cesar: We zien nu heel duidelijk een verschil tussen wat geautomatiseerd kan worden en wat absoluut niet. Ik vind dat je dat korte berichtje dat je achterlaat voor je moeder, om te zeggen dat je later thuis zult zijn, ook echt mag vieren. Dat zijn de mooiste momenten in taal. Ze kunnen alleen maar door onhandige mensen worden gebruikt in onhandige situaties.
Mohamed: Ja, die imperfectie, die menselijkheid, die moet je blijven vieren.
'Ik heb ooit geprobeerd om ‘bloto’ te introduceren voor een naakte selfie.'
Dankzij de verkiezing van het beste woord van het jaar krijgen sommige nieuwe woorden ineens heel veel aandacht. Welk woord is bij jullie blijven hangen?
Cesar: Ik vond ‘wappie’ echt een hele goeie. Ik denk dat die ook nog lang zal meegaan. Het is zelf een nieuw woord, maar er werden meteen ook heel veel nieuwe samenstellingen mee gemaakt, en mensen gebruiken het nog steeds.
Veel van die woorden doorstaan de tand des tijds niet.
Cesar: De allerslechtste woorden van het jaar zijn die woorden die bij een specifieke actualiteit horen. Waarom zou je herinnerd willen worden aan corona of die neergestorte MH17-vlucht? Dat zijn gewoon nationale trauma's die in een woord worden gestopt. Waarom zou je dat doen?! Nee, geef mij dan maar een woord als ‘swaffelen’ of zo, dat een fenomeen benoemt dat losstaat van de actualiteit.
Mohamed: Er zijn ook véél verkiezingen voor woorden van het jaar.
Cesar: Ja, zoals voor het jongerenwoord van het jaar. Ik vind dat een bizarre segregatie. Alsof alleen jongeren dat woord mogen gebruiken, en alsof volwassenen erop neerkijken. What the hell.
Zijn er ook woorden waar jullie heel erg van houden, maar waarvan je het gevoel hebt dat ze stilaan uit het Nederlands aan het verdwijnen zijn?
Cesar: Ik vraag me af hoelang we nog ‘cool’ gaan gebruiken. ‘Ik ben er wel cool mee.’ Dat is bijna zoals ‘spijkerbroek’ of zo. Ik denk dat dat woord ouder is dan wij.
Mohamed: Ja, dat kan best. Ik denk dat vooral dialecten stilaan verdwijnen.
Cesar: Ja. Rest in peace, dialecten, want eigenlijk zijn ze er nu al niet meer. Alle jonge mensen die ik ken die Limburgs spreken, spreken het alleen nog voor de grap. Of aan de telefoon met hun ouders.
Mohamed: Het Antwerpse dialect leeft misschien nog bij ouderen, maar bij jonge mensen raakt het veel meer gemixt met andere talen. Er sluipen ook veel leenwoorden uit Nederland in, vooral door rap en door sociale media. ‘Doezoe’, ‘barkie’ en dat soort woorden.
Cesar: Ja! Ik hoorde iemand laatst een Fiat 500 omschrijven als de ‘Fiat 5 barkie’.
'Als je als kind veel met taal bezig bent geweest, geloof ik wel dat de liefde voor taal ooit terugkomt.'
Wat betekent barkie?
Mohamed: Barkie is honderd, doezoe is duizend, millie is miljoen. Die woorden hebben echt hun plaats gevonden.
Uit welke taal komen ze?
Cesar: Ik heb het even opgezocht, het is blijkbaar Sranantongo, uit Suriname.
Mohamed: Ik vind het wel jammer dat het Antwerps verdwijnt. Mijn nonkels bijvoorbeeld, intussen zestigers, die hebben als kind de taal opgepikt van mensen die alleen maar Antwerps spraken. Zij hebben dus een op en top Antwerps accent, maar ze zijn stilaan de uitzondering. Ik vind het Antwerps zo sappig en zo mooi. Ik was in Tanger in het voorjaar en hoorde achter mij ineens: ‘Allei, stapt na in den otto!’ En toen ik achteromkeek, zag ik een volwassen Marokkaanse man, die plat Antwerps stond te spreken in Tanger. Geweldig vind ik dat.
Cesar: Ja, dat soort momenten moet je koesteren. Ik was ooit in Cannes op het filmfestival en mijn toenmalige baas, een regisseur op leeftijd, zei op de meeste respectvolle, eerbiedige manier, toen hij al die vrouwen zonder bh zag: ‘Wat fijn dat vrouwen hem gewoon weer los in de tas mogen dragen.’ Beeldschoon taalgebruik vond ik dat. Los in de tas. Een tikkeltje ouderwets ook, want ik hoor het niemand meer zeggen. Maar hij zei het zo puur, zo eerlijk. Het was helemaal niet seksistisch bedoeld.
Mohamed: Ja, en het klinkt ook zo gemakkelijk!
'Het is een onbegonnen strijd om bepaalde woorden of taalevoluties tegen te houden.'
Sommige mensen reageren nogal krampachtig op het feit dat taal evolueert en vermengd raakt met andere talen. Hoe staan jullie daar tegenover?
Cesar: Alles om ons heen is constant aan het sterven en aan het opbloeien tegelijkertijd. Dat geldt ook voor taal. Is het niet net mooi aan het leven dat je dat de hele tijd mag aanschouwen? Dat dingen constant in verandering zijn? Ik kan daar alleen maar eerbiedig van worden.
Mohamed: Ik denk dat het vooral gaat over nostalgie en liefde voor iets dat ze kennen en waar ze mee opgegroeid zijn. Maar het is een evolutie die je toch niet tegenhoudt. Je mag daar boos om zijn, je mag daarom rouwen als om het verlies van een oude geliefde, dat is je goed recht. Maar het is een onbegonnen strijd om bepaalde woorden of taalevoluties tegen te houden. We zeggen vandaag: dit zijn de regels die je moet volgen. Maar over dertig of veertig jaar gelden die regels misschien niet meer en hebben mensen nieuwe regels gemaakt.
Regels kunnen dus evengoed bottom-up ontstaan, vanuit de taalgebruikers.
Mohamed: Ja, op basis van de praktijk. Geen enkel instituut gaat bepalen hoe mensen spreken, mensen beslissen dat zelf wel. Het is ook heel moeilijk om zoiets af te dwingen.
Cesar: Het onderwijs is een bastion waarin dat wel gebeurt, natuurlijk.
Mohamed: Ja, maar dan nog. Wie heeft er bij ons ooit woorden als ‘barkie’ en ‘doezoe’ binnengebracht? Je kunt niet tegen kinderen zeggen: ‘Jij gaat die woorden vanaf nu niet meer gebruiken!’ Het is gewoon heel moeilijk om zoiets af te dwingen, omdat taal ook niet tastbaar is. Je kunt het niet afpakken. Taal is niet materieel, maar bestaat vanaf het moment dat je iets uitspreekt.
'Politici praten over ons land "managen", dingen "outsourcen". Tegelijk kijken ze neer op de thuistaal van veel jongeren. Ik vind dat hypocriet.'
Komt taalvernieuwing vooral van jongeren?
Cesar: Ja, en van al die columnisten die elke week weer iets nieuws moeten bedenken.
Zoals jullie dus, de gatekeepers van de taalvernieuwing.
Mohamed: Absoluut. Taal wordt gemaakt door makers.
Cesar: Ik heb ooit geprobeerd om ‘bloto’ te introduceren voor een naakte selfie.
Mohamed: Is dat gelukt?
Cesar: Het is niet gelukt.
Mohamed: Jammer.
We proberen het bij dezen opnieuw te lanceren!
Mohamed: De massamedia spelen ook een grote rol in hoe taal evolueert. Ik denk bijvoorbeeld aan de hele discussie over tussentaal. Op televisie wordt veel minder algemeen Nederlands gesproken, maar ook geen dialect, het is een mengeling. Daardoor spreken we vandaag allemaal een vorm van tussentaal. En daarom evolueert taal tegenwoordig ook zoveel sneller. Die massacommunicatie is veel massaler aanwezig in ons leven dan vroeger. Je kunt daartegen vechten, maar die impact is zo groot dat je hem niet zult tegenhouden.
'Ik ben benieuwd wanneer de eerste Syrische woorden zullen opduiken in onze taal.'
En daarbovenop kwam de digitale revolutie, waardoor er een heel palet aan nieuwe concepten was waarvoor we woorden nodig hadden. Als we lui zijn, nemen we die over uit het Engels. En als we creatief zijn, dan verzinnen we woorden als ‘bloto’.
Mohamed: Ik heb wel een beetje een probleem met het onnodig gebruik van Engels. En dat zit echt in de kleinste woorden. Babysit bijvoorbeeld. Wat is er mis met ‘kinderoppas’? Of een speaker, in plaats van een luidspreker. We verkiezen een Engels woord terwijl we daar een perfect Nederlands woord voor hebben. Ik heb het eens opgezocht, en blijkbaar gebruiken we 2000 woorden die onnodig Engels zijn. Ik hou niet van vingerwijzen, en ik maak me er zelf keihard schuldig aan, maar waarom doen we dat eigenlijk? Waarom zetten wij de Nederlandse taal lager dan het Engels, terwijl daar geen enkele reden voor is? Misschien moeten we daar maar eens een regel over verzinnen als ambassadeurs van de Week van het Nederlands.
Cesar: Doen we!
'Blijkbaar gebruiken we 2000 woorden die onnodig Engels zijn.'
Mohamed: Ik stel ook vast dat er een soort gradatie lijkt te bestaan in taalvernieuwing. Ik weet niet meer in welk regeerakkoord het was, maar dat stond vol met Engelse management lingo. Van dat archilelijk
Flinglish. Politici denken dan: we moeten ons land managen, we gaan dingen outsourcen enzovoort. Tegelijk kijken ze neer op de thuistaal van veel jongeren, waar dan misschien wat meer straattaal in sluipt. Je krijgt dus een vernieuwing van het Nederlands in twee klassen. Het taalgebruik van bankiers en managers vol Engels wordt als chic en bestuurlijk beschouwd. Maar alles wat op straat gebeurt, typische jongerentaal, wordt gepercipieerd als minderwaardig, vijandelijk en slecht. Ik vind dat een beetje hypocriet.
Waarmee moeten we de komende twintig jaar zeker doorgaan in het Nederlands?
Cesar: Ik ben benieuwd wanneer de eerste Syrische woorden zullen opduiken in onze taal. Er zijn veel Syrische Nederlanders. Ik ga naar een Syrische bakker, ik haal weleens een Syrische kebab. Ik ben erg benieuwd welke woorden ze ons gaan lenen. We moeten doorgaan met constant woorden te lenen uit alle culturen. Dat maakt onze wereld alleen maar groter.
Mohamed: Ik denk dat de huidige migranten vaker hoger opgeleid zijn dan vroeger, waardoor ook taalvernieuwing op een ander niveau gaat gebeuren. Ik weet nog niet hoe of wat, maar ik verwacht er wel veel van. Dus no pressure aan de nieuwe generatie migranten, maar als je kijkt naar de Marokkaanse en Turkse migratie van de jaren zestig, dan waren dat voornamelijk mensen die niet konden lezen en schrijven, die van het platteland kwamen en zo. Terwijl het nu vaak gaat om mensen die hogere studies hebben gevolgd en die heel talig zijn. Vaak zijn ze ook heel snel georganiseerd op het vlak van onderwijs en bijscholing. Bij de vorige generatie migranten heeft dat bij wijze van spreken vijftig jaar geduurd, nu gaat dat veel sneller. Die nieuwe generatie migranten zal onze taal sowieso verrijken, dat zal heel interessant worden.
'Blijf dichten. Schrijf zelf je liefdesbrieven, je kattebelletjes. Die kleine onbewuste dingen zijn de mooiste dingen in taal.'
Zijn er ook dingen waar we mee moeten stoppen in het Nederlands?
Mohamed: Ik vind juist dat je bij taal niet mag stoppen met iets te doen. Door heel veel te praten, door heel veel te schrijven… Ook al is het niet juist, of zelfs niet altijd positief. Aan het einde van de rit zal er altijd wel iets waardevols uitkomen.
Cesar: We moeten niet stoppen met zelf te schrijven. Je hebt tegenwoordig heel veel predictive text. Dat zit gewoon standaard in je toetsenbord. Dat is best gek, want het neemt je werk uit handen dat eigenlijk niet zoveel tijd kost, maar tegelijk dwingt het je tot bepaalde zinnen. Ik hoef in Gmail maar één knop in te drukken en dan zegt hij al: ‘Dankjewel, tot morgen’ als hij ziet dat het over een afspraak gaat. Ik vind het belangrijk om altijd zelf nog te typen: ‘Thanks. Zie je morgen.’ Omdat dat is hoe ík het wil zeggen. En dat is iets waar we niet mee moeten stoppen, hoe makkelijk het ons ook gemaakt wordt. Blijf dichten. Schrijf zelf je liefdesbrieven. Schrijf zelf je kattebelletjes. Zorg dat dat niet van je afgepakt wordt. Die kleine dingen, die je misschien vaak onbewust doet, zijn de mooiste dingen in taal.